Sara Manente geeft met haar White Garden een heel nieuwe invulling aan onze feministische school. Mathilde Villeneuve ging met haar in gesprek over haar vroeger werk en de filosofie achter White Garden.
Wat kan je vertellen over je onderzoek naar fermentatie?
Sinds zes jaar ligt de focus van mijn artistieke praktijk op de link tussen levende kunst en levende culturen. Ik ben begonnen met een onderzoek genaamd ‘Wicked technologies / Wild fermentation’, gebaseerd op drie pijlers: dieper in eco-feministische theorieën duiken, verschillende fermentatietechnieken leren en mijn danspraktijk voortzetten in parallel met muzikale experimenten. Ik was geïnteresseerd in vrouwelijke wetenschappers die op microbiologisch niveau nadenken over hoe lichamen worden gevormd en hoe ze met elkaar in relatie staan. Ik moet toegeven dat ik op dat moment zwanger was en onder de indruk van de fysieke transformatie die je dan als vrouw doormaakt. Doordat ik meer thuis was dan ervoor, wou ik zoveel mogelijk leren. De Engels-Australische feministische wetenschapper Sara Ahmed besteedt in Queer phenomenology aandacht aan de tafel waaraan geschreven wordt. In mijn geval was dat mijn keukentafel.
Wat betekent eco-feminisme voor jou?
Ik ben geen expert en ook geen academicus. Ik benoem mijn werk meestal niet als feministisch uit angst de term te misbruiken en er een label van te maken. Maar ik zou zeggen dat eco-feminisme* een manier is om aan te geven dat we als mensen deel uitmaken van een ecosysteem, en tegelijk ook een ecosysteem zijn.
Ik ben verschillende auteurs en theorieën tegengekomen die verbanden leggen tussen bacteriën en de markt, darmdepressie en feminisme, of politiek en compost. Ik ben sterk geïnteresseerd in de Amerikaanse microbiologe Lynn Margulis die vraagtekens zet bij de manier waarop het Darwinisme later werd gereduceerd tot de idee van ‘survival of the fittest’. Dit gaat uit van een lineaire en competitieve evolutie van de soorten, met vertakkingen die alleen de dominantste soorten laten overleven. Margulis gaat echter uit van een wisselwerking en benadrukt het belang van samenwerking tussen soorten en organismen van verschillende koninkrijken.
Eco-feminisme, antropologie en wetenschap (met name microbiologie) helpt ons niet alleen vrouwen in relatie tot anderen te zien, maar ook de mens. Het stelt onze visie op vrouw/man, voortplanting, concurrentie en het onderscheid tussen individuen en soorten ter discussie. Eco-feminisme kijkt kritisch naar het individuele. Omdat een individu nooit helemaal alleen en autonoom is, zet het ons aan om ons meer te focussen op de relatie met de omgeving en andere soorten dan enkel en alleen op het individu.
Hoe ben je vanuit dit onderzoek bij het concept van de ROT garden terechtgekomen?
Op dat moment (2019) deed ik onderzoek in a.pass (advanced performance and scenography studies) in Brussel en was ik in residentie bij Constant vzw en enkele andere kunstinstellingen waaronder BUDA. Als onderdeel van de Cycle 1/a.pass Research Center werd me na 2 jaar voorgesteld om een publicatie te maken, meer bepaald een ‘performatieve publicatie’. ‘Publiek’ staat voor de toeschouwers, maar ook publieke sfeer, waarbij publiceren wordt gezien als een manier om iets ‘publiek te maken’.
Ik kwam op het idee om een glossy magazine over fermentatie te maken. Ten eerste omdat ik kombuchaleer kweekte en met twee chef-koks, Ferran Mesa Turó en Eriks Ashmanis, een fermentatielaboratorium ben gestart. Ten tweede omdat een glossy magazine een goed formaat was om de lezer op een speelse manier te prikkelen met recepten, advies, (nep)advertenties en uitnodigende beelden. Ik hou van het zintuiglijke aspect van een tijdschrift en de ontspannen lectuur die het biedt, in tegenstelling tot een theoretisch boek. Het vult de kleine momentjes tussendoor op en heeft de mogelijkheid om op een indirecte manier onze gedachten te besmetten.
Omdat ik besefte dat mijn onderzoek zich afspeelde in een ecosysteem van praktijken en mensen om me heen, wilde ik alles verzamelen in dezelfde publicatie en een genealogische kaart tekenen op basis van geografische nabijheid (de collega’s van het onderzoekscentrum), maar ook conceptuele nabijheid (mensen die werken met fermentatie, voeding, somatische praktijken).
Vandaag bestaan er 2 edities van ROT. De tweede editie richt zich op de kwestie van immuniteit. Een tijdschrift heeft een rigide format dat een gefragmenteerde en verrassende verzameling van verschillende theoretische en artistieke praktijken mogelijk maakt. De dramaturgie van het tijdschrift is altijd zorgvuldig doordacht.
Na het delen van je onderzoek via het magazine, heb je een project ontwikkeld met de naam ROT Garden.
Ja. De eerste ROT Garden vond plaats tijdens Almost Summer 2021. Het was een gelegenheid om enkele performances te presenteren, concepten en ideeën die al aanwezig waren in het magazine verder te ontwikkelen. Ik hou van het idee van een installatie die kan worden benaderd als een levend organisme. Ik kies ervoor om het beeld van een tuin te gebruiken vanwege wat het oproept: concentratie, tijd voor jezelf, omringd zijn door levende dingen, zaadjes planten, laten groeien…. Een tuin volgt een ritme van biologische levensprocessen. In BUDA was de ROT Garden samengesteld uit elementen met een verschillende duur en insteek. Zo was er een permanente zintuiglijke installatie, waren er performances op vaste tijdstippen en was er ruimte voor theoretische momenten.
Eigenlijk is het verbinden van theorie en praktijk, geest en lichaam, het kenmerk van je werk.
Ik veronderstel van wel, waarschijnlijk vanwege mijn opleiding. Ik heb nooit voltijds aan een kunstacademie gestudeerd, op een jaar beeldende kunst na om daarna de post masteropleiding te volgen bij a.pass. Daarvoor studeerde ik semiotiek en communicatiewetenschappen en schreef ik mijn thesis over semiotiek en dans. Ik dans al sinds mijn vier jaar, maar ik zou me nooit alleen daarop kunnen toeleggen.
Wat gebeurde er na de ROT Garden in BUDA?
Ik was kunstenaar in residentie in Wiels, een centrum voor hedendaagse kunst in Brussel. Voor het eerst had ik het verlangen om iets te maken dat minder vluchtig was dan performance of schrijven. Ik wou ruimtelijk werken, zoals sculpturen en installaties als lichamen. Ik ontdekte de bevreemdende, mysterieuze en spannende wereld van paddenstoelen. Sommige eigenschappen van paddenstoelen komen altijd terug: hun vermogen om bomen te laten communiceren, om verschillende delen van een systeem met elkaar te verbinden en daardoor een soort immuunsysteem voor de bodem te zijn. Andere eigenschappen zijn minder bekend. Zo is er mycoremediatie of zwamfiltratie: het inzetten van paddenstoelen als filters om de bodem te ontgiften. Ze beschikken over een enorme veerkracht, want ze kunnen groeien in rampomgevingen (zoals na een kernexplosie). Ze vertegenwoordigen een mogelijk toekomstig bouwmateriaal, een alternatief voor plastic en cement. En last but not least: ze hebben therapeutische eigenschappen voor het menselijke brein.
Paddenstoelen zijn een van de oudste soorten op aarde. Ze zijn plantaardig noch dierlijk. Net als de mens moeten ze eten om te groeien; in tegenstelling tot planten zijn ze niet in staat tot fotosynthese. Ze hebben een metabolisme met een soort binnenstebuiten gekeerde maag en ze hebben ook verschillende manieren om zich voort te planten: zowel seksueel als ongeslachtelijk.
In The Mushroom at The End of The World vertelt de Chinees-Amerikaanse antropologe Anna Tsing vanuit een biologische, economische en politieke benadering over het vermogen van bepaalde paddenstoelen om te groeien in zeer moeilijke omgevingen, de verschillende gemeenschappen van Matsutake-verzamelaars en commerciële handelaars, en de gevolgen van ‘het verderf van het kapitalisme’. Ik ben erg geïnteresseerd in brokstukken als een proces, iets dat in transitie is en ons perspectief op verleden, heden en toekomst kan veranderen. Het is frappant om je voor te stellen dat alles wat we doen en produceren uiteindelijk afval en puin wordt! Anna Tsing laat ons een mogelijke wereld na het kapitalisme voorstellen. Net als Donna Haraway is ze in die zin heel inspirerend.
De wereld van de mycologie is in die zin ook interessant vanwege de relatie tussen de academische wereld en autodidactische mycologen die dicht bij de hackerscultuur staan als het gaat over de manier waarop kennis wordt overgedragen.
Onlangs vroeg iemand me weer “Wat is mycelium? Hoe kun je het definiëren?” Het mycelium is een membraan, een massa verweven witte filamenten (hyphen) die een netwerk vormen van elektrische signalen (informatie), water, voedingsstoffen… Een bindweefsel.
Tot slot is het interessant om te vermelden dat mycelium betrokken is bij processen van composteren, warmte genereren, transformeren, besmetten, en het doet dat met een soort ritmestoornissen: soms een langzame, stille ondergroei, en soms meer intense ontwikkelingen met vruchten die heel snel groeien. En soms gaat het in winterslaap en komt het slechts onder specifieke omstandigheden weer tot leven.
Na het tijdschrift en de ROT Garden ontwikkelde je obsessie met schimmels zich verder tot een performance genaamd MOLD dat op Almost Summer Festival 2022 bij BUDA in première ging.
Ik vertrok vanuit de dubbele betekenis van het woord “mold”: een soort schimmel en de structuur die gebruikt wordt om een specifieke vorm aan een materiaal te geven, een mal. Eén woord omvat twee betekenissen: spontane wildgroei en iets benutten.
Deze twee definities van MOLD zijn voor mij niet tegenstrijdig, maar bestaan naast elkaar. Ons lichaam wordt gedefinieerd door een structuur (botten) en een membraan (huid), maar ook door vloeistoffen en bacteriën (bloed, darmen). Op sociaal en psychologisch vlak onderscheiden individuen zich in relatie tot anderen. Zo wordt een gemeenschap opgebouwd.
Om met deze dubbele betekenis te werken, had ik verschillende beelden in gedachten. Tijdens mijn residentie in Wiels wilde ik bijvoorbeeld bondage op paddenstoelen doen. Ik maakte eerder een harnas met kombuchahuid (in samenwerking met Günbike Erdemir en Inju Kaboom) en de grafisch ontwerpster van ROT – Deborah Robbiano – studeerde op dat moment radicale mycologie bij Peter McCoy.** Dit soort toevalligheden zijn nogal belangrijk in mijn projecten, die zich vaak vertakken in verschillende samenstellingen van mensen, plaatsen en materialen. Het mycelium groeide eerst in de tuin van Deborah en daarna in mijn atelier waar verschillende delen op onvoorziene manieren samenvloeiden. Om ze op te hangen gebruikte ik knopen uit de Japanse traditie van shibari (een soort bondagetechniek). Bij deze aanpak zijn verschillende actoren betrokken: ideeën, mensen, vaardigheden, toeval. Eigenlijk niet zo verschillend van het maken van een performance.
Na de creatie van MOLD ben je doorgegaan met de ontwikkeling van de “tuin”, in verschillende contexten. De laatste zal plaatsvinden in BUDA tijdens het Almost Summer Festival.
Ik heb een kleur gegeven aan elk van de 3 tuinen die gerelateerd zijn aan ROT 01, als een kleurenfilter die een stemming en een curatoriële richting zou geven in relatie tot de instellingen waar het gepresenteerd wordt. Bijvoorbeeld, Far in Nyon past principes van permacultuur toe op de culturele instelling met een positieve benadering van ecologie. Voor hen creëerde ik een Green Garden. In het Brusselse Kaaitheater keek ik naar de bijdragen die zich eerder richten op doemscenario’s en sci-fi, kunstenaars met een niet zo optimistische benadering: dit alles kreeg vorm in de Black Garden. In Kortrijk voelde ik vanuit de instelling de wens om me in te bedden en nieuwe relaties te vinden met de inwoners van de stad. Denkend aan de manier waarop mycelium groeit – als een weefsel dat dingen verbindt en bij elkaar houdt – dat meestal wit is en zich ondergronds bevindt, de communicatie onderhoudt, mineralen uitwisselt, elektrische informatie geeft etc. Daarom heb ik besloten om het de White Garden te dopen. Ik heb gezocht naar kunstenaars die hebben bijgedragen aan het tweede ROT magazine en die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in het werken aan deze versie.
Dit interview werd afgenomen in het kader van Almost Summer, a Feminist Futures Festival 2024.
*Het ecofeminisme, dat feminisme en milieuactivisme samenbrengt, stelt dat de overheersing van vrouwen en de aantasting van het milieu gevolgen zijn van patriarchaat en kapitalisme.
**Peter McCoy is mede-oprichter van Radical Mycology, een gemeenschapsorganisatie en beweging die mensen leert hoe ze eenvoudig met paddenstoelen kunnen werken voor persoonlijke, maatschappelijke en ecologische veerkracht.